- company
- n. gezelschap; maatschappij; firma, vennootschapcompany[ kump(ə)nie]I 〈niet-telbaar zelfstandig naamwoord〉1 gezelschap2 bezoek ⇒ gasten3 compagnonschap ⇒ compagnon(s)♦voorbeelden:1 John's good/bad company • John is een gezellige/ongezellige kerelbear/keep someone company • iemand vergezellen/gezelschap houdenpart company from/with • scheiden van, verlatenin company • in gezelschapin company with • samen metrequest the company of • inviterenkeep company with • omgaan met, verkering hebben met2 have/expect company • visite/bezoek hebben/krijgen→ twotwo/II 〈zelfstandig naamwoord; werkwoord enkelvoud of meervoud〉1 gezelschap ⇒ groep, gemeenschap, toneelgezelschap2 onderneming ⇒ firma, bedrijf, maatschappij, vennootschap3 gilde ⇒ genootschap4 〈leger〉compagnie5 〈scheepvaart〉(gehele) bemanning♦voorbeelden:1 theatre company • toneelgezelschap2 〈Brits-Engels; economie〉 limited company • naamloze vennootschap
English-Dutch dictionary. 2013.